Op 17 december 2020 promoveerde Veerle Smaardijk aan Tilburg University. In haar proefschrift Sex and gender differences in psychological factors related to ischemic heart disease beschrijft ze de verschillen tussen mannen en vrouwen in de relatie tussen psychologische factoren en hartziekten. Ook gaat ze in op risicoprofielen voor SCAD-patiënten. We spraken met haar in een Vrouwenhart Interview.
Wat heb je precies onderzocht in je promotie-onderzoek?
Tijdens mijn promotietraject aan Tilburg University en het Radboudumc in Nijmegen heb ik onderzoek gedaan naar verschillen tussen mannen en vrouwen in de relatie tussen psychologische factoren en het ontstaan én verergeren van ischemische hartziekten (zuurstofgebrek van de hartspier). Deze verschillen heb ik onderzocht door een uitgebreid literatuuronderzoek uit te voeren van alle studies die de afgelopen twintig jaar op dit gebied zijn gedaan. Verder was mijn onderzoek gericht op psychologische factoren bij (voornamelijk vrouwelijke) patiënten die een spontane coronairdissectie (SCAD) hebben doorgemaakt. Ik hoopte hierop risicoprofielen voor SCAD-patiënten te kunnen ontwikkelen.
Welke verschillen verwachtte je aan te treffen bij psychologische factoren?
Psychologische factoren zoals angst en depressie komen vaker voor bij vrouwen en bij patiënten met hartziekten. Voordat ik aan mijn onderzoek begon, was nog niet duidelijk of vrouwen met psychologische klachten een hoger risico op ischemische hartziekten hebben dan mannen. Uit mijn literatuurstudie is gebleken dat dit niet het geval is. Maar er bleek óók dat studies tot nu toe vooral gericht zijn op obstructieve hartaandoeningen, die vaker bij mannen voorkomen. Dit betekent dat er onderrapportage, onderdiagnosticering en onderbehandeling van vrouwen met ischemische hartziekten bestaat. Daarom ben ik na deze literatuurstudie in mijn proefschrift verder gegaan met het onderzoeken van psychologische factoren bij SCAD, een aandoening die vaker bij vrouwen voorkomt.
Wat kun je zeggen over psychologische factoren die samenhangen met SCAD?
In mijn onderzoek heb ik een groep SCAD-patiënten vergeleken met een groep patiënten met een ‘klassiek’ hartinfarct (veroorzaakt door aderverkalking). Beide groepen waren vrouwen. SCAD-patiënten rapporteerden vaker gestrest te zijn geweest in de dag voorafgaand aan het hartinfarct. Dat wil zeggen dat zij veel hebben lopen piekeren, erg gespannen zijn geweest of zich erg druk hebben gemaakt. Deze ‘emotionele triggers’, eventueel in combinatie met bijvoorbeeld onderliggende vaataandoeningen en/of vrouwspecifieke risicofactoren, hebben er waarschijnlijk toe geleid dat de scheur in het bloedvat is ontstaan.
Bij de patiënten met een klassiek hartinfarct kwamen emotionele triggers minder vaak voor, maar was er vaker sprake van een slechte leefstijl voorafgaand aan het hartinfarct (bijv. overgewicht, roken en verhoogd cholesterol).
Welke conclusies kun je hieruit trekken?
We kunnen op basis van dit onderzoek stellen dat risicoprofielen voor SCAD-patiënten anders zijn dan voor een klassiek hartinfarct. Voor de zorgprofessional die de patiënt behandelt, is het aan te bevelen om rekening te houden met de verschillende risicoprofielen voor verschillende typen hartziekten. Bij een SCAD-patiënt zal bijvoorbeeld een ongezonde leefstijl minder vaak een rol hebben gespeeld dan bij een patiënt die een klassiek hartinfarct heeft doorgemaakt.
Een opvallende bevinding in ons onderzoek was overigens dat ongeveer de helft van de SCAD-patiënten en de helft van de klassieke hartinfarct-patiënten vermoeidheid en stress ervaarde ná het doormaken van het hartinfarct. Het zou interessant zijn om te onderzoeken waarom deze psychologische factoren nog zo vaak voorkomen, of de oorzaken van stress en vermoeidheid verschillen tussen beide patiëntgroepen en of deze samenhangen met de sociaal-economische status.
Heb je in je onderzoek aanwijzingen gevonden dat er een relatie is tussen sociaal-economische status en SCAD?
SCAD-patiënten die meededen aan het onderzoek waren vaker hoogopgeleid en werkten vaker dan de patiënten met een klassiek hartinfarct. Dit verschil zou ermee te maken kunnen hebben dat de patiënten die meededen aan het onderzoek actief op zoek waren naar informatie over deze nog vrij onbekende aandoening, en dat een deel zichzelf via internet heeft aangemeld om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. Of SCAD-patiënten daadwerkelijk vaker hoogopgeleid zijn zou nog verder onderzocht moeten worden.
Hoe kun je de behandeling aan SCAD-patiënten beter toespitsen op hun risicoprofiel?
Normaal gesproken worden na een hartinfarct leefstijladviezen gegeven: meer bewegen, afvallen, stoppen met roken. Maar die leefstijladviezen hebben bij SCAD-patiënten over het algemeen niet zoveel zin, want die leven vaak al erg gezond. Stress blijkt wel een belangrijke rol te spelen. Mensen zijn zich er niet altijd van bewust dat stress een risicofactor is, dus daar kun je de behandeling op aanpassen, bijvoorbeeld met stressmanagement-programma’s.
Op dit moment wordt de behandeling van SCAD-patiënten nog niet altijd toegespitst op de specifieke risicofactoren. Dat is ook niet vreemd, want er is nog weinig onderzoek gedaan naar behandelprogramma’s voor SCAD. Dit kan er echter wel toe leiden dat SCAD-patiënten niet worden doorverwezen door hun cardioloog of dat zij zich niet op hun plek voelen bij de ‘standaard’ hartrevalidatie en daardoor eerder stoppen.
Hoe staan je collega’s tegenover je werk voor het vrouwenhart?
Tijdens mijn onderzoek en na het afronden van mijn proefschrift over risicoprofielen voor SCAD-patiënten heb ik alleen maar positieve reacties gehad over mijn werk. Mijn drie (co)promotoren prof. Willem-Johan Kop (Tilburg University), prof. Angela Maas (Radboudumc) en dr. Paula Mommersteeg (Tilburg University) die mij de afgelopen jaren begeleid hebben, hebben mij enthousiast gemaakt om me verder te verdiepen in het vrouwenhart. Zij hebben mij doen inzien hoe belangrijk het is dat hier onderzoek naar gedaan wordt.
Voor mijn literatuuronderzoek heb ik een groot aantal auteurs van wetenschappelijke artikelen benaderd met de vraag of zij aanvullende analyses wilden uitvoeren, zodat ik de uitgesplitste resultaten voor mannen en vrouwen kon meenemen in mijn onderzoek. Een derde van de auteurs was hiertoe bereid. Dat wil wel zeggen dat men het nut ervan inziet om man-vrouwverschillen in kaart te brengen.
Welke ontwikkelingen verwacht je op het gebied van het vrouwenhart?
Ik verwacht dat de stijgende lijn van onderzoek naar het vrouwenhart zal blijven voortzetten. Ook is er tegenwoordig meer aandacht voor sekse- en genderverschillen in de opleidingen. Ik verwacht dat vrouwelijke hartpatiënten steeds meer geïnformeerd zullen worden over het vrouwenhart, mede door informatie op het internet en sociale media waar patiënten elkaar weten te vinden, en deze informatie meenemen wanneer zij bij de huisarts of cardioloog terechtkomen.
Waar ligt je eigen focus voor de komende twee jaar?
Mijn promotieonderzoek over risicoprofielen voor SCAD-patiënten is inmiddels afgerond en momenteel houd ik me niet meer bezig met onderzoek naar het vrouwenhart. Maar ik blijf actief als onderzoeker en ik zal bij onderzoek naar andere ziektebeelden ook zeker rekening blijven houden met sekse- en genderverschillen. Mogelijk raak ik later weer betrokken bij onderzoek naar hartinfarcten bij vrouwen, want ik blijf het een interessant en belangrijk onderwerp vinden.
Als VrouwenHart willen we graag samenwerken met onderzoekers op het gebied van het vrouwenhart. Hoe denk je dat we dat het best kunnen doen?
Ik denk dat dit al prima wordt gedaan door kennis van zorgprofessionals en ervaringen van patiënten uit te vragen en te delen via de website en social media. Ik vind de website www.vrouwenhart.nl een geweldig initiatief. Patiënten hebben behoefte aan lotgenotencontact en een plek waar zij informatie over hun aandoening kunnen vinden. Ik kan me voorstellen dat het delen van kennis en ervaringen via deze website erg waardevol kan zijn.
Tekst: Veerle Smaardijk / Annemiek Hutten
Alle interviews op deze website zijn eigendom van VrouwenHart.nl. Deze mogen NIET worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van onze redactie.