Dr. Martijn Meuwissen werkt als interventiecardioloog in het Amphia ziekenhuis. Al tijdens zijn studie raakte hij geïnteresseerd in het vrouwenhart, toen hij voor het eerst te maken kreeg met een SCAD. Samen met zijn opleider Jan Piek heeft hij zich ingezet voor het verbeteren van coronaire functietesten aan het AMC. Met zijn proefschrift over inflammatie en fysiologie van de coronaire circulatie won hij de prijs voor het beste cardiovasculaire proefschrift van het jaar.
Inmiddels heeft Martijn Meuwissen de coronaire functietesten ook ingevoerd in het Amphia Ziekenhuis. Samen met collega Noemi Wouters heeft hij een vrouwenhartpoli geopend: de Vasculaire Interventie Poli (afgekort tot V.I.P.) Hier komen patiënten uit de hele regio. Stichting VrouwenHart ging met hem in gesprek.
Al tijdens uw opleiding ontstond uw interesse in het vrouwenhart. Waardoor werd uw interesse gewekt?
In het begin van mijn opleiding kregen we te maken met een jonge vrouw die gereanimeerd was na een hartstilstand. Ze kwam bij ons op de afdeling, en we snapten niet goed wat er gebeurd was. De hartkatheterisatie toonde dat het bloedvat gewoon open was, we zagen geen afsluiting. Ik werkte toen onder Jan Piek, en we besloten in het bloedvat te gaan kijken met een camera. We zagen geen afsluiting, maar wel een stolsel in de vaatwand. Het stolsel was ontstaan door een spontane scheur in de wand van de kransslagader. Door het stolsel werd het bloedvat dichtgedrukt en ontstond er een tijdelijke afsluiting. Gevolg hiervan was zuurstoftekort, met een bijna fatale hartritmestoonis en reanimatie tot gevolg. Nu noemen we dit een SCAD[1], dat staat voor spontane coronaire arteriële dissectie, maar dat kenden we toen nog niet. Een jaar later werd dit voor het eerst gepubliceerd door collega’s[2]. Tegenwoordig participeren we in een groot Europees registratie-onderzoek over SCAD[3], waar Angela Maas onze Nederlandse vertegenwoordigster is.
Tijdens uw promotie heeft u zich onder andere gespecialiseerd in coronaire functietesten. Welke inzichten heeft u in die periode opgedaan?
Het gaat hierbij om patiënten, vaak vrouwen, die chronische maar ook soms acute hartklachten hebben, terwijl ze ogenschijnlijk ‘normale’ bloedvaten hebben. Hun klachten ontstaan door een probleem in de dynamiek van de vaatwand, die zorgt voor te veel kramp in de kransvaten (coronairspasme) of microcirculatie (microvasculaire spasme), of te weinig verwijding van de microcirculatie (microvasculaire dysfunctie) of te hoge vaatweerstand[4].
Twintig jaar terug waren we in het AMC in Amsterdam wereldwijd koploper met ons onderzoek naar de microcirculatie. In die tijd deden we alleen zelden een coronaire functietest zoals we die nu uitvoeren, vanwege de risico’s van die test toen. In het begin van deze eeuw is er een groot onderzoek geweest van Stefan Monnink[5] over de endotheelfunctie in coronaire vaatdysfunctie. Dat was één van de de eerste systematische studies die keek naar de endotheelfunctie[6]. In die tijd lagen patiënten tijdens de functietest nog aan een pompje, nu krijgen ze een bolus-injectie. De test duurde ook veel langer, waardoor de risico’s groter waren. Inmiddels is de test vele malen veiliger geworden, mede door een aangepaste techniek die we hebben overgenomen uit Duitsland[7].
Binnen onze facebookgroepen zien wij dat er veel behoefte is aan coronaire functietesten. We hebben soms de indruk dat de risico’s wat onderschat worden.
Mensen beseffen niet altijd dat álle invasieve procedures een risico hebben. Je moet een goede indicatie hebben. De helft van de mensen heeft niet echt zo’n test nodig. Als dokter vind ik dat best lastig. Maar bijvoorbeeld ook een ‘gewone’ hartkatheterisatie is niet zonder risico’s. Daarom is de ontwikkeling en vooruitgang in de niet-invasieve beeldvorming; de coronaire CT, zo gunstig. Hiermee kun je eerst een indruk krijgen of er een verstopping aanwezig is. Als dat nodig is, kun je daarna alsnog een invasief onderzoek doen.
U heeft zich al sinds uw studie gespecialiseerd in specifieke vrouwenhartziekten. Vindt u dat u een speciale rol vervult in het uitdragen van de vrouwenhartproblematiek?
Ja ik denk het wel. Belangrijk hierbij is dat er aanvankelijk veel weerstand is geweest binnen de beroepsgroep. Dit werd met name veroorzaakt doordat er met modder werd gesmeten, over dat vrouwelijke patiënten niet goed behandeld werden en dat de meeste collega’s zelfs hun primaire cardiovasculaire risicobehandeling niet op peil hadden. Dat viel natuurlijk niet in goede aarde, en dan ontstaat er direct weerstand en wordt het overtrokken. Tactisch gezien was de gedachte wel: liever negatieve aandacht dan geen! Maar aangezien veel van deze vaataandoeningen ook bij mannen voorkomen, moet je deze groep er ook bij betrekken. Ik denk dat daar de aandacht op moet liggen; het is een oude ziekte in een nieuw jasje, vaker voorkomend bij vrouwen maar zeker ook bij mannen.
Wij krijgen steeds meer mannelijke leden in onze lotgenotengroepen. Denkt u dat zgn. vrouwenhartziektes steeds vaker voorkomen bij mannen? Of wordt het nu beter herkend dan vroeger?
Het probleem is dat de getallen nog een beetje scheef zijn. In de meeste patiëntenstudies participeren minder vrouwen (25%). Gewoonweg omdat vrouwen later last krijgen van aderverkalking, en dus minder vaak op het hartkatheterisatielab komen om de kransslagaderen door te meten. Dit zijn invasieve testen, en zonder aderverkalking is daar geen echte indicatie voor. Pas over een jaar of 10 weten we echt bij wie het vaker voorkomt
We hadden het net over de wildgroei van testen. Maar met beter luisteren naar de patiënt kom je ook al een heel eind. Dit zit ook al in de opleiding. Er moet meer aandacht komen voor genderspecifieke risicofactoren. En niet alleen bij de artsen, maar ook bij de assistenten. Want die zien de patiënt vaak als eerste, dus die doen de anamnese. Die moeten de juiste vragen stellen.
Binnen het Amphia Ziekenhuis hebben jullie de Vasculaire Interventie Poli (V.I.P.) opgezet. Dit is een zgn. ‘vrouwenpoli’. Waarom hebben jullie deze poli opgezet?
Samen met mijn collega-cardioloog Noemi Wouters, wilden we het ANOCA- probleem[8] concentreren, omdat het toch wel specifieke aandacht behoeft en er specifieke kennis voor nodig is. We specialiseren steeds meer. Kijk maar naar bijvoorbeeld speciale poli’s voor hartfalen of boezemfibrilleren. Ook in de opleiding zijn er steeds meer subspecialisaties, en daarbovenop nog superspecialisaties, bijvoorbeeld gynaeco-cardiologie of neuro-cardiologie. Ook doen we steeds meer multi-disciplinaire overleggen (MDO’s) met de longziekten, geriatrie, vasculaire geneeskunde etc.
Wat is de meerwaarde van de Vasculaire Interventie Poli voor patiënten?
Dat er meer tijd wordt ingepland, en dat we samen in multi-disciplinaire overleggen patiënten bespreken. We zijn bezig om onze groep verder uit te breiden met verpleegkundig specialisten, om zo de hele week door beter bereikbaar te zijn. De rode draad is dat we onze patiëntes zelf zien, onderzoeken, testen, multidisciplinair bespreken en volgen. Ook participeren we hierbij in de Nationale CFT-registratie uit het Radboudumc. Dit is een landelijke registratie van CFT (coronaire functietesten), die opgezet is door Suzette Elias en Peter Damman, om beter inzicht te krijgen in voorkomen, behandeling en uitkomsten van patiënten met ANOCA die een CFT ondergaan.
Is er een bepaalde taakverdeling tussen u en uw collega Noemi Wouters?
Op de polikliniek en binnen het multidisciplinaire team niet. Alleen willen sommige patiënten liever een vrouwelijke dokter en andere liever een mannelijke. Ook klikt het soms beter met de één dan met de ander. Er is dus keuze. Wel doe ik alleen de coronaire functietesten.
Stel, er komt een vrouw in uw praktijk die al bij verschillende artsen geweest is, maar nog steeds ernstige klachten heeft. U vermoedt dat zij coronaire vaatdysfunctie heeft. Wat kunt u deze vrouw bieden wat uw collega’s haar niet konden bieden?
We moeten eerst goed vertrouwen krijgen. Dat kost wat meer tijd. Dat klinkt onaardig naar andere patiënten toe, maar zo’n patiënt kost wat meer tijd omdat het wat ingewikkelder is. Niet eens zozeer om het probleem zelf, maar omdat die patiënt dan al wat langer rondloopt. Die heeft al veel meer meegemaakt. Er zijn onderzoeken gedaan, daar moet je alle documentatie over opvragen, en dat moet je eerst analyseren. Vervolgens starten we intern een multidisciplinair overleg. Als we vermoeden dat het coronaire vaatdysfunctie is, dan kan zo’n patiënt op de wachtlijst voor een coronaire functietest komen.
Als Stichting VrouwenHart streven wij ernaar om niet alleen zorgprofessionals, maar ook patiënten zelf goed te informeren. Zodat patiënten zelf ook weten welke behandelingen er mogelijk zijn. Bent u op de hoogte van wat wij zoal doen?
Jazeker. Ik ben (nog) niet zo’n actieve gebruiker van social media, dus ik volg niet alles. Maar ik vind jullie website heel goed. Het is heel aardig dat jullie wetenschappelijke publicaties laten passeren. Kranten en tijdschriften zijn toch vaak uit op emotie.
Welke ontwikkelingen verwacht u op het gebied van het vrouwenhart?
Die zijn divers. Ik verwacht meer individueel toegespitste medicamenteuze therapie. Maar ook in de diagnostiek is er nog heel veel te ontdekken. Met name het vroeg opsporen van patiënten en het interpreteren van de verkregen data. Maar we zitten nog steeds in een heel pril stadium van de verschillende ziektebeelden. Het voordeel is dat we met de technische vooruitgang sneller genetische oorzaken kunnen opsporen. Kijk bijvoorbeeld maar naar de ontrafeling van het COVID-virus. De invasieve meetmethoden vormen nog steeds de hoeksteen van de diagnose. De interventiecardiologie zal daarom de spil blijven in diagnose en therapie.
Tekst: Martijn Meuwissen / Annemiek Hutten
Er is met hart en ziel aan dit artikel gewerkt. Het eigendom ligt dan ook bij Stichting VrouwenHart. We stellen het zeer op zeer prijs als u ons helpt om deze informatie te verspreiden. Doe dat dan alstublieft via de knoppen onder dit artikel. Dan blijft onze naam erbij staan en kunnen geïnteresseerden de rest van onze informatie ook vinden. Mocht u dit artikel op een andere manier willen verspreiden: dat kan ook, maar wel in overleg. Neem dan even contact op met redactie@vrouwenhart.nl Elke andere wijze van kopiëren of verspreiden is niet toegestaan.
[1] SCAD = spontaneous coronary artery dissection. Dit is een spontane scheur (dissectie) van de kransslagaders. Bij een SCAD raken verschillende lagen vaatwand los van elkaar. Daardoor kan er een bloedvat afgesloten raken en kan een hartinfarct ontstaan.
[2] https://academic.oup.com/eurheartj/article/30/3/385/486136
[3] www.escardio.org/Research/Registries-&-surveys/Observational-research-programme/spontaneous-coronary-arterious-dissection-scad-registry
[4] Zie voor een uitleg van deze termen ook ons artikel over coronaire vaatdysfunctie: https://vrouwenhart.nl/coronaire-vaatdysfunctie/coronaire-vaatdysfunctie/
[5] https://research.rug.nl/en/publications/aspects-of-endothelial-function-testing-in-coronary-vascular-dise en https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/14519397/dankwoord.pdf
[6] De vaatwand van een kransslagader bestaat uit verschillende lagen; de binnenste laag, die in contact staat met het bloed, is het endotheel. Als deze laag ‘ziek’ is, komt het natuurlijke vaatverwijdende stofje NO niet meer vrij. Hierdoor kan er vaatkramp ontstaan.
[7] https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/22322081/
[8] ANOCA staat voor: angina with no obstructive coronary artery. Dit betekent: pijn op de borst zonder dat er een vernauwing is aangetoond. Vaak wordt ook de term INOCA gebruikt: ischemia with no obstructive coronary artery. Deze term is wat specifieker, omdat er dan sprake is van zuurstoftekort (ischemia). Zowel ANOCA als INOCA komen vaker bij vrouwen dan bij mannen voor.