Enkele jaren geleden interviewden we Menno Baars, oprichter van HartKliniek. Sindsdien is HartKliniek flink uitgebreid; onlangs werd de 15e vestiging geopend, dit keer in Den Haag Statenkwartier. En ook binnen onze lotgenotengroepen horen we steeds meer vrouwen die naar HartKliniek gaan. Maar hoe zit het met de expertise rond het vrouwenhart? Binnen HartKliniek werken negen cardiologen die gespecialiseerd zijn in het vrouwenhart. Stichting VrouwenHart ging in gesprek met vier van hen: Sinem Kiliç, Peter Kievit, Bettina Massaar-Hagen en Menno Baars.
Jullie zijn alle vier gespecialiseerd in het vrouwenhart. Is er een bepaalde rolverdeling tussen jullie?
Menno Baars: “De verdeling is er alleen qua locatie. We zitten allemaal ver uit elkaar, dus het gebeurt niet dat we onderling patiënten wisselen. We krijgen vaak patiënten van buitenaf. Meestal blijven die patiënten dan binnen HartKliniek, bij de arts waar ze ook zijn binnengekomen.”
Bettina Massaar: “Het is ook een beetje afhankelijk van waar patiënten vandaan komen. Als patiënten heel ver weg wonen, dan adviseer ik vaak om bij de cardioloog in het eigen ziekenhuis te blijven. Dan kan ik die patiënt wel blijven begeleiden, bijvoorbeeld door telefonische ondersteuning aan die cardioloog.”
Behandelen jullie alleen vrouwen met specifieke vrouwenhartproblemen?
Bettina Massaar: “Veel vrouwen komen voor een second opinion. Of zijn al lang bezig geweest en worden dan door hun arts doorgestuurd naar mij. Ik krijg bijvoorbeeld jonge vrouwen die eerst al bij een andere arts zijn geweest en niet tevreden zijn met de antwoorden die ze daar hebben gekregen.”
Sinem Kiliç: “Soms gaat het alleen maar om uitleg. Als je dan uitlegt wat er aan de hand is, dan zijn ze al gerustgesteld, hierdoor krijgen patiënten meer duidelijkheid en kunnen gerichter behandeld worden.”
Dat komt ons bekend voor. Als je plotseling hartpatiënt wordt, dan zit je vol met vragen. En wil je gewoon bij iemand terecht kunnen met al die vragen.
Menno Baars: “Ik denk niet dat dat onwil is van de dokters in het ziekenhuis. Maar vaak is de organisatie van die ziekenhuizen daar niet goed op ingericht. Daar liep ik zelf ook tegenaan in het ziekenhuis: te weinig tijd, en dan moet je ook nog even langs de afdeling, en ook nog even naar die echo’s kijken. ’s Nachts heb je ook nog dienst… Dat is één van de redenen waarom we zijn begonnen met HartKliniek. Voor beide partijen. Voor de dokter om meer tijd te krijgen om dingen even op een rijtje te zetten. En voor de patiënt om de tijd te krijgen het verhaal goed te kunnen uitleggen.”
Wat zijn voor jullie de belangrijkste verschillen tussen HartKliniek en een ‘gewoon’ ziekenhuis?
Menno Baars: “We hebben het zodanig ingericht dat als een patiënt nog vragen heeft, dan kan die patiënt HartKliniek gewoon bellen. Dan wordt de patiënt teruggebeld door de cardioloog, meestal al binnen enkele dagen.”
Bettina Massaar: “Op die manier kun je patiënten ook begeleiden in het proces van medicatie. Vaak moeten patiënten verschillende soorten medicijnen gaan slikken, die vaak ook bijwerkingen hebben. Als een patiënt begint met nieuwe medicijnen, dan bel ik de patiënt een paar weken daarna op om te vragen hoe het gaat.”
Menno Baars: “Dat is ook weer goed voor de compliance. Want als je geen goede uitleg geeft, dan neemt die patiënt die medicijnen misschien niet. Daarom houden we het contact laagdrempelig. Ik zeg altijd tegen mijn patiënten: Bel me gerust als er iets is.”
Bettina Massaar: “In het begin investeer je extra tijd. Maar op de lange termijn geeft dat tijdwinst.”
Hebben jullie als vrouwenhartcardiologen onderling overleg, bijvoorbeeld als je twijfelt over de behandeling van een patiënt?
Menno Baars: “We hebben ons goed georganiseerd. We hebben de ‘vrouwenhartgroep van HartKliniek’ opgezet, waarmee we op regelmatige basis onderling contact hebben. In die groep bespreken we met elkaar casuïstiek. Omdat we ons verspreid in Nederland bevinden is dat vooral online. Wat dat betreft zijn we anders dan een ziekenhuis. We maken van elkaars kwaliteiten gebruik en leren van elkaar. Ik heb weleens dat ik over een patiënt denk: Had ik dit niet anders moeten aanpakken of had ik misschien toch die test moeten doen? Of had ik toch gelijk met die medicatie moeten starten? Het is heel goed om daar met elkaar over te blijven praten.”
Op welk moment in jullie loopbaan zijn jullie je gaan specialiseren in het vrouwenhart?
Sinem Kiliç: “In het ziekenhuis waar ik als arts-assistent heb gewerkt besteedden we er weinig aandacht aan. Als assistent heb je natuurlijk drukke diensten, maar wat opviel was dat tijdens de diensten vaak dezelfde vrouwelijke patiënten terugkwamen, met thoracale klachten. Het waren voornamelijk vrouwen met de klachten als: druk tussen de schouderbladen, kortademigheid, hartkloppingen, inspannings gebonden klachten en snel moe. Dat viel niet direct op totdat Angela Maas, die ook in Zwolle werkte, meer bekendheid kreeg. In haar boek1 beschrijft ze de casuïstieken heel mooi. Op een gegeven moment gingen we bepaalde symptomen herkennen die kunnen passen bij microvasculaire coronaire dysfunctie. En als je na de behandeling ziet dat patiënten erop vooruit gaan en zich duidelijk beter voelen, dan ga je daar toch anders naar kijken. Daarna ben ik mij er steeds meer in gaan verdiepen en kreeg ik ook steeds meer vrouwelijke patiënten. Zo is het geleidelijk gegaan.”
Peter Kievit: “Voordat ik bij HartKliniek in Nijmegen kwam, heb ik in het Radboudumc gewerkt, samen met Angela Maas en Suzette Elias. In het Radboudumc had ik me nog niet zo gespecialiseerd in het vrouwenhart. Maar nu ik bij HartKliniek werk, komen er veel vrouwen vanuit het Radboudumc, waar lange wachttijden zijn. Die vrouwen komen dan bij mij terecht. Ik heb korte lijntjes met het Radboudumc. We kunnen gemakkelijk patiënten doorverwijzen voor coronaire functietesten als dat noodzakelijk is.”
Over coronaire functietesten gesproken: als Stichting VrouwenHart hebben wij soms het gevoel dat daar iets te gemakkelijk over gedacht wordt. Hoe denken jullie daarover?
Menno Baars: “Bezint eer ge begint. Samen met de patiënt moet je bedenken: wat is de toegevoegde waarde van zo’n test? Want vaak denk je als cardioloog al dat het coronaire vaatdysfunctie is. Als een patiënt goed reageert op medicatie, wat voegt zo’n test dan nog toe? Een coronaire functietest heeft risico’s, dus daar moet je met de patiënt goed over praten.”
Peter Kievit: “We hebben een pragmatische insteek. Als de verdenking op coronaire vaatdysfunctie heel hoog is, dan begin je de behandeling met medicatie. En als die aanslaat, dan is die test niet noodzakelijk, want die heeft dan geen consequenties voor de behandeling. Zo’n test doe je alleen in gevallen waarbij mensen heel veel klachten blijven houden, ondanks medicatie. En soms is het nodig dat mensen een bewezen diagnose nodig hebben voor bijvoorbeeld een uitkeringsinstantie. Omdat er toch veel bedrijfsartsen zijn die er niet in geloven, om het zo maar te noemen.”
Wat heeft jullie als persoon gemotiveerd om je specifiek op vrouwen te richten?
Bettina Massaar: “Ik ben natuurlijk zelf vrouw. Toen ik in het ziekenhuis in Woerden werkte, kregen we veel vrouwen met atypische klachten die normale coronairen hadden. Maar dan zagen we wel aderverkalking in de vaatwanden. Ik heb me er altijd over verbaasd dat artsen dan kunnen zeggen dat het schoon is. Die vaatjes zijn níet schoon. Als de grote vaten verkalking hebben, dan is er een endotheelziekte. Het is heel onwaarschijnlijk dat het endotheel dan stopt bij de grote vaten. Voor mij was dat onbegrijpelijk. Ik heb mijn patiënten altijd geloofd. Ik heb nooit gezegd: dat zit tussen de oren. Ik zie het als mijn taak als arts om de patiënt serieus te nemen. Overigens heb ik wel moeite met de term vrouwenhartcardiologie. Dit is namelijk geen officiële specialisatie in de cardiologie, zoals bijvoorbeeld interventie, elektrofysiologie of cardiogenetica. Er zijn geen erkende vrouwenhartcardiologen. Het gaat om cardiologen met interesse in het vrouwenhart.”
Vinden jullie dat er wel zo’n specialisatie vrouwenhartcardiologie zou moeten bestaan?
Bettina Massaar: “Ik vind het heel belangrijk dat alle cardiologen er meer vanaf weten. Circa 50% van de bevolking is vrouw. Cardiologen moeten leren dat er verschillende soorten van coronairlijden zijn. Iedere patiënt kan anders zijn, en het maakt niet uit of hij man of vrouw is hoe je daar als arts mee omgaat. Je moet gewoon weten: bij deze groep mensen kunnen deze risicofactoren wat hoger zijn, of een andere uiting hebben. Er moet niet specifiek een behandelaar zijn voor vrouwen of mannen.”
Hoor ik jullie nu zeggen dat over een aantal jaar er geen speciale vrouwenhartcardiologen meer hoeven te zijn? Dat iedere cardioloog het verschil tussen mannen en vrouwen al op zijn netvlies moet hebben?
Bettina Massaar: “We zijn niet allemaal hetzelfde. Daar moet een arts naar kijken. Maar de cardiologie is zo groot geworden dat je wel moet specificeren. Niet iedere arts kan overal verstand van hebben. Maar ik vind dat iedere cardioloog wel iets moet weten over de vrouwelijke patiënt.”
Menno Baars: “Iedereen moet wel gelijk behandeld worden, maar je moet wel kijken wie er voor je zit. Zelf denk ik wel dat voor de specialisatie vrouwencardiologie een eigen titel nodig is. Het is inmiddels zo groot geworden, het is echt een subspecialisme.”
Ik hoorde Bettina net zeggen dat ze zelf vrouw is. Eerlijk gezegd vinden wij als Stichting VrouwenHart dat het helemaal geen rol mag spelen of de arts zelf man of vrouw is.
Bettina Massaar: “Dat zou zeker niet mogen. Maar ik merk gewoon dat er anders naar wordt gekeken. Ik vind ook weer niet dat vrouwen per se vrouwencardioloog moeten worden. Die scheiding vind ik gevaarlijk. Mannelijke artsen moeten gewoon vrouwen behandelen.”
Menno Baars: “Dat vind ik een heel belangrijke opmerking. Er wordt te gemakkelijk gedacht dat je als vrouw naar een vrouwelijke cardioloog moet. Het gaat erom hoe je als mens hierin staat.”
Wat doen jullie om jullie inzichten over het vrouwenhart uit te dragen?
Menno Baars: “We denken aan een nascholing voor huisartsen. Maar het is heel lastig om dat op te zetten. Wat ik nu doe is dat ik direct nadat ik een patiënt heb gezien, de huisarts bij bijzonderheden ook gewoon even bel. Dan leg ik uit wat er speelt. Ik maak dus niet alleen een brief, maar ik bel ook even. Over het algemeen merk ik dat dat heel erg gewaardeerd wordt. Dan krijg ik daarna van die huisarts vaker patiënten doorgestuurd. Maar we zouden dit nog wel wat meer kunnen structureren, want we hebben best al veel kennis verzameld.”
Peter Kievit: “In onze nieuwsbrieven wordt dit onderwerp regelmatig gesproken. We hebben ook een paar keer op de Gezondheidsbeurs presentaties gehouden.”
Sinem Kiliç: “Ik denk dat nascholing heel belangrijk is. Ondanks dat we contact hebben met de huisarts over de uitslag en behandeling na beoordeling van de patiënt, bereik je maar een deel van de huisartsen. Door middel van nascholing bereik je een groter groep huisartsen.”
Bettina Massaar: “En wat ik zo meekrijg, is er ook nog veel winst te behalen bij ambulanceverpleegkundigen. Die komen als eersten bij de patiënt, en maken een ECG. En dan besluiten ze soms een vrouw niet mee te nemen omdat de troponinewaarden niet verhoogd zijn. Terwijl die waarden vaak pas na uren omhoog gaan. Ik spreek weleens vrouwen die na een hartinfarct thuis zijn gebleven, omdat de ambulance hen niet meegenomen heeft. Ik denk dat daar nog meer winst te behalen is dan bij de huisartsen.”
Tot slot
In dit interview hebben we gesproken met vier van de negen cardiologen bij HartKliniek die speciale aandacht hebben voor het vrouwenhart. Niet bij dit interview aanwezig waren: Edward Gabeler, (locaties Almere, Amsterdam en Lelystad) David Haitsma (locatie Oisterwijk), Denise Muijs-Kolditz (locatie Amsterdam en Lelystad), Maurice Pluijmen (locatie Maastricht) en Janine Elshout-van Loon (locatie Den Haag Statenkwartier).
Tekst: Annemiek Hutten
Er is met hart en ziel aan dit artikel gewerkt. Het eigendom ligt dan ook bij Stichting VrouwenHart. We stellen het zeer op zeer prijs als u ons helpt om deze informatie te verspreiden. Doe dat dan alstublieft via de knoppen onder dit artikel. Dan blijft onze naam erbij staan en kunnen geïnteresseerden de rest van onze informatie ook vinden. Mocht u dit artikel op een andere manier willen verspreiden: dat kan ook, maar wel in overleg. Neem dan even contact op met redactie@vrouwenhart.nl Elke andere wijze van kopiëren of verspreiden is niet toegestaan.