Bij hartziekten verschillen de klachten tussen vrouwen en mannen.
Preventieve strategieën, betere testmogelijkheden en vernieuwende therapeutische interventies zijn nodig om de kwaliteit van leven bij vrouwen en mannen met verschillende typen hartziekten te verbeteren. Dat stelt Veerle Smaardijk in haar proefschrift ‘Sex and gender differences in psychological factors related to ischemic heart disease’ dat ze op 17 december verdedigt aan Tilburg University.
Veerle beschrijft in nieuw onderzoek de risico’s van psychologische klachten voor hartaandoeningen apart bij vrouwen en mannen. Klachten als stress, angst en depressie verhogen het risico op het ontwikkelen én verergeren van zogenaamde ischemische hartziekten (zuurstofgebrek van de hartspier). Ook onderzocht de promovenda hoe vaak deze psychologische factoren een rol spelen bij patiënten die te maken kregen met een spontane scheur van de kransslagader (SCAD: Spontaneous Coronary Artery Dissection), een aandoening die veel vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen.
Onderdiagnosticering en -behandeling bij risico’s op hartziekten
Tot nu toe was nog niet duidelijk of vrouwen met psychologische klachten een hoger risico op hartziekten lopen dan mannen. Want in wetenschappelijk onderzoek en in de klinische praktijk ligt de nadruk op hartaandoeningen bij mannen, waardoor er onderrapportage, onderdiagnosticering en onderbehandeling van vrouwelijke patiënten met ischemische hartziekten bestaat.
Uit de literatuur die Veerle analyseerde (290 artikelen, met in totaal 3,5 miljoen mannelijke en 2,5 miljoen vrouwelijke respondenten/patiënten) blijkt dat psychologische factoren zowel bij mannen als vrouwen een vergelijkbaar of grotere rol spelen op het krijgen van een ischemische hartziekte. Bij patiënten, die reeds ischemische hartziekten hebben ervaren, gaan psychologische klachten samen met een hoger risico op een nieuw hartinfarct, dotterbehandeling of bypassoperatie, of zelfs overlijden. Het risico bleek hier hoger voor mannen met ischemische hartziekten dan voor vrouwen.
Risico’s op hartziekten bij vrouwelijke SCAD-patiënten
Veerle deed daarom nader onderzoek onder 183 SCAD-patiënten, waarvan 172 (94%) vrouw. Deze groep werd vergeleken met vrouwelijke patiënten met een ‘klassiek’ hartinfarct (oorzaak aderverkalking). Bij SCAD-patiënten bleken fibromusculaire dysplasie (vaatafwijkingen in de slagaders), migraine, oorsuizen en chronische pijn vaak voor te komen.
Stress, vermoeidheid en een burn-out bleken ook vaak voor te komen bij vrouwelijke SCAD-patiënten. Verder bleek dat meer dan de helft van hen hevige emotionele stress ervoer in de 24 uur voorafgaand aan het infarct, wat aanzienlijk hoger was dan bij vrouwelijke patiënten van dezelfde leeftijd met een ‘klassiek’ hartinfarct (56% versus 39%).
Aanbevelingen
Verschillen tussen vrouwen en mannen zijn van groot belang voor de diagnostiek en behandeling van hartziekten. Hoe hartziekten en daaraan gelinkte (psychologische) klachten ontstaan, manifesteren zich bij vrouwen anders dan bij mannen. Preventieve strategieën, verbeterde testmogelijkheden en vernieuwende patiënt-specifieke therapeutische interventies zijn nodig om klinische uitkomsten en kwaliteit van leven bij vrouwen en mannen met verschillende typen hartziekten te verbeteren.
Veerle Smaardijk (Castricum, 1990) behaalde haar bachelor in Ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam (2012), waarna ze slaagde voor de (pre)master Health Sciences aan de VU Amsterdam (2014). Ze werkte vervolgens drie jaar als onderzoeker bij het VUmc en het AMC te Amsterdam en het Erasmus MC Rotterdam. In 2017 begon ze aan haar promotieonderzoek bij het departement Medical & Clinical Psychology aan Tilburg University, i.s.m. het departement Cardiology van het Radboudumc Nijmegen.
Veerle Smaardijk verdedigt haar proefschrift getiteld Sex and gender differences in psychological factors related to ischemic heart disease op donderdag 17 december aan Tilburg University (Aula, 16.00 uur).Promotoren: prof. dr. Willem J. Kop (Center of Research on Psychology in Somatic diseases – CoRPS, Tilburg University), prof. dr. Angela H.E.M. Maas (Radboud Universiteit Nijmegen). Copromotor: dr. Paula M.C. Mommersteeg (Dept. Medische en Klinische Psychologie/CoRPS, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences).
Geef een reactie