18 dec 2016
WAT IS BLOEDSTOLLING
Dankzij stolling houdt het bloeden van een wondje vanzelf op. Als de vaten beschadigd of vernauwd zijn, of als het hart het bloed niet goed rondpompt, kan bloed ook stollen tot een levensgevaarlijk propje. Dat moet worden voorkomen.
HOE GAAT BLOEDSTOLLING IN Z’N WERK?
De materialen die daarvoor nodig zijn- bloedplaatjes en stollingseiwitten – circuleren in het bloed. Op het moment dat er een beschadiging in de wand van een bloedvat ontstaat, worden ze onmiddellijk tot actie aangezet. Eerst gaan de bloedplaatjes op de betreffende plek tegen elkaar aan liggen. Ze zwellen op om het gat tijdelijk te dichten. Vervolgens gaan de stollingseiwitten aan de slag om de barricade sterk te maken. Het eindresultaat is een stevig stolsel. Zodra de wand van het bloedvat is hersteld, ruimt het lichaam het stolsel weer op.
WAT KAN ER IN DAT PROCES FOUT GAAN?
Bloedstolling is bedoeld om bij beschadigingen van de aders en vaten eventueel bloedverlies zoveel mogelijk te beperken. Maar soms stolt het bloed ook zonder dat er sprake is van een lek. In dat geval spreken artsen van trombose (bloedstolsel = trombus). Trombose is gevaarlijk, omdat het de bloedsomloop kan blokkeren. Het verdedigingsmechanisme schiet dan zijn doel voorbij.
HOE ONTSTAAT TROMBOSE?
Daar zijn verschillende oorzaken voor. Een eerste is vaatvernauwing. Bijvoorbeeld door roken of overgewicht kan zich aan de binnenkant van een bloedvat kalk of vet ophopen, waardoor de doorgang smaller wordt. Ook een hoge bloeddruk, suikerziekte en een verhoogd cholesterol zijn risicofactoren voor vaatvernauwing. Nauwere vaten betekent dat het bloed als het ware met geweld door een trechter wordt geduwd. De bloedplaatjes in het bloed botsen tegen elkaar en klonteren sneller samen tot een stolsel. Met name de slagaders zijn gevoelig voor vaatvernauwing.
Een tweede aanleiding voor trombose is een vertraagde bloedstroom. Het bloed kan bijvoorbeeld langzamer gaan stromen als iemand na een operatie een tijdje in bed ligt. Vooral de benen hebben daar last van. De spieren en bloedvaten in de benen zijn er op gemaakt om te bewegen. Doen ze dat niet, dan kan het bloed daar snel samenklonteren. Een patiënt krijgt dan een trombosebeen. Dat gebeurt soms al na enkele dagen. Vandaar dat patiënten met bedrust in het ziekenhuis dagelijks bloedverdunners krijgen. Het bloed kan ook om andere redenen langzamer stromen, bijvoorbeeld door een ziekte, door medicijnen of als gevolg van erfelijke aanleg.
HARTRITMESTOORNISSEN
Hartritmestoornissen vormen een derde oorzaak voor stolsel vorming. Als het hart zwak of onregelmatig slaat, wordt het bloed slechts gedeeltelijk uit de hartboezems gepompt. In het stilstaande bloed dat achterblijft kunnen zich stolsels ontwikkelen.
WAT MERK JE VAN EEN BLOEDSTOLSEL?
Bij trombose in het been voelt dat warm aan. Soms wordt het roodpaars van kleur. De huid is strak en glanzend. De aders in de huid zijn opgezet en vaak duidelijker zichtbaar. Lopen is pijnlijk. Hoe groter de blokkade van het bloedvat, hoe erger de klachten.
Stolsels op andere plekken in het lichaam geven vaak pas klachten als ze losschieten van de wand van het bloedvat. Ze worden dan meegevoerd door het lichaam, om vervolgens ergens verderop in de bloedbaan vast te komen zitten. In dat geval is er sprake van een embolie. De bloedstroom stokt en de weefsels achter de blokkade krijgen geen zuurstof meer en sterven af. Dat kan voor levensgevaarlijke situaties zorgen. Bij een longembolie wordt de slagader naar de longen afgesloten en krijgt een patiënt het erg benauwd. Een stolsel in de hartslagader kan een hartinfarct veroorzaken. Een embolie in de halsslagader leidt mogelijk tot een herseninfarct (beroerte).
BRON: https://www.gezondheidsnet.nl/hart-en-vaatziekten/bloedstolling-ja-bloedstolsels-nee
18 dec 2016
Geef een reactie